Beknopte geschiedenis
Een
wezenlijk kenmerk van onze Westerse cultuur is, dat 'meetbare' tijd
ons dagelijks leven bepaalt. De klok is dan ook een onmisbaar attribuut
geworden. Waar en hoe de mechanisch werkende klok haar intrede heeft
gedaan, is niet met zekerheid vast te stellen. Wetenschappelijk onderzoek
heeft echter wel een aantal zaken aan het licht gebracht. De
elektronica bracht in de tweede
helft van de twintigste eeuw ook op uurwerkgebied ingrijpende veranderingen.
Het kwartskristal verscheen als regelend
orgaan in uurwerken. Hiermee werd de nieuwe generatie zelfstandig werkende
elektrische klokken nóg nauwkeuriger, met gevolg dat bestaande
uurwerken in nóg hoger tempo werden afgevoerd.
Sinds de jaren 70 worden kwartsklokken gebruikt, die regelmatig worden geijkt aan het tijdssignaal van een super-gelijk-lopende atoomklok, dat via een radiozender wordt doorgegeven. (o.a. in Braunschweig via de DCF-zender in Dtsl.) Sinds het laatste decennium van de 20e eeuw wordt dit 'DCF-radio-tijdsignaal' ook benut om bestaande slingeruurwerken gelijk te laten lopen. Dat gebeurt door het oude uurwerk met regelmaat door een of andere mechanisch constructie bij te laten stellen. Bij antieke uurwerken kunnen deze apparaten niet universeel worden toegepast, omdat de bouwwijze onderling sterk verschilt. Dus ook hiervoor moeten klokken worden aangepast om aan de moderne eisen te kunnen voldoen. Samengevat hadden de moderniseringen in de loop van de geschiedenis tot gevolg, dat wijzerplaten werden aangepast, wijzers vervangen, raderwerken veranderd of toegevoegd, gewichten verwijderd en gangmechanismen compleet werden vernieuwd. In het ergste geval hangt alleen de slagklok er nog; tenminste als deze in oorlogstijd niet als kanonnenvoer was geofferd aan Mars. Uiteraard was eeuwen geleden nauwkeurige tijdmeting nog niet zo belangrijk als tegenwoordig. Met het complexer worden van de samenleving groeide echter de behoefte aan een exactere tijdweergave. Door de eeuwen heen wisten vakmensen nieuwe klokken steeds zó te bouwen en oude exemplaren zó te verbeteren, dat ze die precisie hadden, die voor die tijd nodig was. Mechanische uurwerken werden tot halfweg de zeventiende eeuw gereguleerd door een waag (foliot) of balanswiel. De slinger deed hierna zijn intrede als regelend orgaan. Met deze vinding kon de tijd veel regelmatiger 'in stukjes worden gehakt'. Het bleek een enorme stap voorwaarts en gaf een impuls tot het bouwen van vele nieuwe slingeruurwerken. Ook bestaande uurwerken werden met zo'n slinger uitgerust, zodat deze nauwkeuriger konden werken. Klokken gingen zelfs zó goed gelijklopen, dat het zinvol werd een minuutwijzer aan te brengen. Het zou echter nog eeuwen duren totdat deze tweede wijzer op openbare klokken algemeen gebruik was. De meeste mensen hadden aan de uurwijzer genoeg om te weten hoe laat het was. De tijd stond ook in de 18e eeuw niet stil. Vele nieuwe vindingen werden toegepast om de mate van precisie op te kunnen voeren. Andere gangsystemen, temperatuurongevoelige slingers, het scheiden van de aandrijving van de zware wijzers en het kwetsbare gangsysteem; al deze verbeteringen zorgden ervoor dat uurwerken nauwkeurig bleven lopen over een lange periode gemeten. De oude uurwerken die niet meer aan de opgeschroefde maatstaven konden voldoen werden met deze constructies gewijzigd, ook als dit ten koste van historisch materiaal ging. Het dagelijks leven speelde zich af volgens de lokale tijd, die voor iedere stad of dorp weer anders was. Na een reis van de ene plaats naar de andere werden de horloges gewoon gelijk gezet. De 19e eeuw bracht veel praktische veranderingen met zich mee. Met de komst van de trein groeide de behoefte aan één tijd, die door iedereen zou worden gehanteerd. Daarom werd bij het samenstellen van de dienstregeling de 'Spoortijd' ingesteld, die samenviel met de lokale tijd van Amsterdam. Deze gestandaardiseerde tijd werd via de telegraaf gedistribueerd, maar het dagelijks leven speelde zich gewoon af volgens de lokale tijd. Zo zijn veel historisch belangrijke en prachtige uurwerken, die niet meer werden gebruikt, spoorloos verdwenen of zelfs op de schroothoop beland! Door de eeuwen heen is de 'originaliteit' van de klok ondergeschikt gebleven aan de 'gebruiksfunctie', dus aan het gelijk lopen en aan het bedieningsgemak. In onze tijd vindt een kentering plaats als gevolg van een groeiend historisch besef. Uurwerken worden nu ook herkend als belangrijke representanten van ons cultureel erfgoed en als zodanig behandeld. Geraadpleegde literatuur: André Lehr, De geschiednis van het Astronomisch Kunstuurwerk André Lehr, Van Paardebel tot Speelklok Spierdijk, Klokken en Klokkenmakers Maurice / Mayr, Die Welt als Uhr Turner, TIME catalogue exposition Amsterdam 1990 |
|
|